16-08-2013

De eerste alinea (15)


‘Het kleine meisje, dat door de grote mensen Meta wordt genoemd, zit op de bodem van een oude regenton en kijkt naar de hemel. De hemel is blauw en erg diep. Soms drijft er iets wits over dat stukje blauw en dat is een wolk. Meta houdt van het woord wolk. Wolk is iets ronds, iets vrolijks en iets lichts. Meta zit voor straf in de regenton. Ze heeft de grote mensen bij de hooioogst gehinderd en geërgerd. Ze is tweeënhalf en ze kan niet over de rand van de ton heenkijken; gevangen, vastgehouden en opgesloten worden is het ergste dat bestaat. Ze kokhalst van een brok verdriet en woede die telkens weer uit haar maag omhoog komt naar haar keel en die ze niet weg kan krijgen. Er is haar een verschrikkelijk onrecht aangedaan. Ze heeft een tijdje geschreeuwd, nu zit ze zachtjes te huilen. De grote mensen zijn gemeen. Ze zal ze gewoon wegsturen. Zo, nu zijn ze ver weg en Meta wil ze nooit meer zien.’

Marlen Haushofer, Hemel die nergens ophoudt 
Vertaling uit het Duits: Ria van Hengel. 
Uitgeverij Van Gennep, Amsterdam 2012.


Geen opmerkingen: