Dagboek (Père Lachaise)
We dragen de
stilte vol goede moed.
Midden op de dag
buigen struiken door,
een blijde
aanwezigheid van licht stelt
vragen. Proberen
gehaast te fluisteren, wij
over het pad,
barsten in de aarde, prompt
ook gaten, tot
waar schaduw groeit, knerpen
van grind ons
omringt. Het waait nog wel,
maar
uitgestorven. Daarnet heel even
ogen blonken, een
kat tevoorschijn,
open plek. Hoe
geruisloos namen slijten,
bomen bewegen
boven het stroeve gras.
En ik, donkere
glazen in de middag,
onverdroten, in
het zwerflicht volop
aan het pralen,
niet al te zeer vermoeid.
frb
Uit: De Gids, jrg. 168, 2005, pag. 468. Foto: anoniem
Geen opmerkingen:
Een reactie posten