12-09-2015

Uit 'Afrit'


‘Van de parkeergarage naar de aanlegsteiger is nog geen honderd meter. De brede loopplank sluit mooi aan op het zebrapad. Een steward neemt de jassen aan, een andere gaat ons voor naar het gereserveerde tafeltje. Het is weer eens wat anders, een avondlijke mini-cruise langs de oevers van je eigen stad. 
Al voor de Sancerre ontkurkt is en ik voorzichtig geproefd heb, komt er beweging in het schip. Een zacht deinen geeft de blikken van de passagiers iets onbestemds. 
Proost, ma, dat het je goed mag gaan!
De boot vaart onder de helverlichte voetgangersbrug door, in strakke banen valt het licht over de tafeltjes, verplaatst zich ritmisch naar het achterdek. Al snel is er weer het gedempte, gelige lamplicht dat uit de schemerlampjes valt.
Mijn ogen blijven gericht op een jonge vrouw aan een van de tafeltjes voor me.  Sharon! Geen twijfel mogelijk. En daarachter zit Cindy, ook van Club Chique, ze giechelt wat ongemakkelijk als haar tafelgenoot een glas omstoot. 
Ik lepel het triootje van eendenlever haastig naar binnen.
Jonge tarbot in een vlies van truffelkaas, hoor ik tegen mijn moeder zeggen. Zelf koos ik fazantenborst in wijngaardblad. Kijk eens aan, dat ziet er mooi uit.
Tussendoor heb ik Sharon opgenomen, haar ogen als ze het glas neerzet, de wijn die ze dan pas doorslikt, dat kleine, volle teugje.
Even later op het dek stoot ik haar aan. Mijn zieke moeder, fluister ik. Geroutineerd schiet ik een peuk tussen mijn bruine vingers weg. Een mooi, rood stipje buitelt de nacht in.’


Uit: Frans Budé, Afrit. Uitgeverij Plantage, Leiden 2005.


Geen opmerkingen: