08-02-2018

Gedichten op video (12)


De moeder

Ik ben niet, ik ben niet dan in uw aarde.

Toen gij schreeuwde en uw vel beefde

Vatten mijn beenderen vuur.



(Mijn moeder, gevangen in haar vel, 

Verandert naar de maat der jaren.



Haar oog is licht, ontsnapt aan de drift

Der jaren door mij aan te zien en mij

Haar blijde zoon te noemen.



Zij was geen stenen bed, geen dierenkoorts,

Haar gewrichten waren jonge katten,



Maar onvergeeflijk blijft mijn huid voor haar 

En onbeweeglijk zijn de krekels in mijn stem.



'Je bent mij ontgroeid,' zegt zij traag mijn

Vaders voeten wassend, en zij zwijgt
Als een vrouw zonder mond.)



Toen uw vel schreeuwde vatten mijn beenderen vuur.

Gij legde mij neder, nooit kan ik dit beeld herdragen,

Ik was de genode maar de dodende gast.



En nu, later, mannelijk word ik u vreemd. 

Gij ziet mij naar u komen, gij denkt: 'Hij is 

De zomer, hij maakt mijn vlees en houdt

De honden in mij wakker.'



Terwijl gij elke dag te sterven staat, niet met mij

Samen, ben ik niet, ben ik niet dan in uw aarde.

In mij vergaat uw leven wentelend, gij keert 

Niet naar mij terug. Van u herstel ik niet.




Uit: Hugo Claus, De Oostakkerse gedichten, uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam 1956 (2de druk)


Geen opmerkingen: