16-12-2018

Het dierenbestaan (2)


‘Ich habe Hymnen die ich schweige,’ dichtte Rilke, dezelfde die het gedicht ‘Der Panther’ schreef. Mijn leraar Duits declameerde het op de meest onverwachte momenten in de les, bij klassenfuiven zong hij steeds dezelfde regels 's avonds aan de bar: ‘Ihm ist, als ob es tausend Stäbe gäbe / und hinter tausend Stäben keine Welt.’
‘Rainer Maria Rilke!’ riep hij er steevast achteraan.
Precies aan te geven is het nooit, maar ik stel mij zo voor dat Rilke, moe van het schrijven, november 1902 zijn huis verlaat in de Parijse rue de l’Abbé de l’Epée, zijn hoofd alleen nog maar bij de studie over het werk van Auguste Rodin die hij die maand aan het voltooien is. Een week eerder schreef hij aan de beeldhouwer: ‘Mijn dierbare Meester. Vanaf mijn aankomst hier in Parijs bestond er voor mij niets anders dan uw werk: het is de stad waarin ik leef, het is de stem die ik hoor en de stilte die mij omringt, de hemel van mijn nachten van arbeid.’
Rilke steekt de rue Gay-Lussac over om via de kronkelige straatjes van het vijfde arrondissement de rue Geoffroy te betreden, dezelfde straat die in 1826 zwart van het volk stond toen letterlijk de grootste ster van de Jardin des Plantes zijn laatste schreden in vrijheid zette: een kolossale giraffe die de weg naar zijn definitieve verblijfplaats te voet vanuit Marseille had afgelegd. Dat was nog eens spektakel toen het dier tussen volières met roofvogels, langs het halfronde fazantenpark eerst de pistacheboom half ontbladerde en vervolgens een bijna 125-jarige Kretense esdoorn te lijf wilde gaan. Alleen de rijzige ceder, jaargang 1734, vastgeworteld in een glooiing van de romantische heuvel, leek veiliggesteld voor het alsmaar schichtiger wordende dier dat stap voor stap de weg vervolgde die zijn bewakers voor hem hadden uitgezet: eerst langs de botanische school, dan de alpentuin door, langs studiezalen en galerieën met hun glazen potten, volgepropte vitrines, organen op sterk water, hun stoffige zalen met stenen en mineralen, giftige insecten en doodskopvlinders, monsters en fossielen – waaronder de Mosasaurus Maestrichtensis uit de Sint-Pietersberg.
Even voorbij de kooien van panters en sabeltijgers, in de luwte van enkele scheefgegroeide platanen, kreeg de giraffe onder groot applaus zijn plaats op een van de mooiste plekken van de Ménagerie. Tout Paris was erbij – en rouwde toen wat jaren later de Afrikaanse reus niet langer meer de weg aangaf voor wie verdwaald was tussen de taxushagen van het labyrint.


Uit: Frans Budé, Het perfecte licht. Uitgeverij Scorpio, Eckelrade 1999.




Geen opmerkingen: