22-01-2019

Beschouwingen over 'Zoveel nabijheid' (4)


Poëziekrant nr. 1,  jan-febr. 2019, jrg. 43 (een fragment uit een recensie door Ron Elshout):

"(...) De titel van de afdeling 'Verval' suggereert in eerste instantie nog wel de abstractiegraad van het vroegere werk, maar niets is minder waar: de reeks behelst een kalme, beschouwende, maar niets verhullende wandeling door een verlaten huis. Het tweede gedicht uit deze reeks:

Er is getuigenis van een eerder leven, duizend ogen
lijken mee te kijken hoe schimmels woekeren
op houten planken, in een ondiepe kast het skeletje
van een muis, schaafsel van leeggelopen schoenen.

Sleutels die je omdraait, doen dat onwillig en traag.
We zien hoe glazig het licht de kamer binnenvalt,
vertrouwd over de vloer loopt, stilhoudt alsof het iets
van vroeger zoekt, een glas op tafel dat verplaatst is,

een vaas van kristal om uitbundig op te twinkelen. 
Alles wat eerder was, pakt zich samen, doordringt ons 

met vervlogen tijd. Heel even voelen we ons verbleken

naast de schoonheid van een theedoek, lang bewaard.


Het is duidelijk dat Budés thematiek onveranderd de vergankelijkheid betreft, maar de beelden zijn concreet en de versificatie is van een grote zorgvuldigheid. De zin 'Alles wat eerder was, pakt zich samen, doordringt ons // met vervlogen tijd' vat het gedicht, van de afdeling, van de bundel afdoende samen. Zie hoe de dichter de beschouwer en het eeuwige licht nauwgezet laat samenvallen. Ten slotte vind ik het stoffelijke beeld in de slotregel getuigen van een adembenemend verzet tégen die vergankelijkheid,
Zoveel minutieus beschreven zintuiglijkheid is niet alleen een evocatie van 'de broosheid van het bestaan', zoals de tekst op de achterkant van de bundel het noemt, maar is tevens een verzet tegen 'de botheid van de dood', zoals die in de laatste afdeling, 'Galerij', in een aantal in memoriams voor kunstbroeders genoemd wordt. Frans Budé brengt beide naderbij – en daarmee zichzelf."


Geen opmerkingen: