08-02-2016

Olifant


In het Kunstmuseum in Bonn ligt boven aan de trappen een witgeel polyester olifantje van Carsten Höller (‘Elefant', 1998).
‘Is hij dood?’ vraagt een jongetje van vier voorzichtig na een lange klimpartij. 
‘Hij slaapt,’ sust een suppoost. 
Aan de staart zitten echte olifantenharen. Het werkt vervreemdend, de jongen is erdoor geïntrigeerd.  ‘Wat is dat?’ vraagt hij na een lang onderzoek. 
‘Niet aankomen, hoor,’ zegt de suppoost, ‘anders wordt hij wakker.’ Blijkbaar is het kind in gedachten de olifant al aan het aaien, het schrikt van de reactie van de meneer, en zet het op een huilen. ‘De olifant wilde wakker worden,’ snottert hij tegen zijn moeder. 
‘Nee, daar hoef je niet bang voor te zijn, die is dood,’ zegt ze, met een halve blik naar de suppoost. 
‘Dood, dood!’ zingt het kind.
Troosten met de werkelijkheid van de dood. Vreemd is het wel.

 frb

Uit: Het perfecte licht. Beschouwingen, verhalen, gedichten. Uitgeverij Scorpio, Eckelrade 1999.


Geen opmerkingen: