04-05-2021

Aldus de schrijver (107)

 

 

“…En voor het eerst sinds ik in het kamp ben wekt de ochtendbel me uit een diepe slaap en is mijn wakker-worden een terugkeer uit het niets. Terwijl het brood wordt uitgedeeld hoor ik in de verte, buiten de ramen, de fanfare die begint te spelen: dat zijn onze gezonde kameraden die in geluid uitrukken om naar het werk te gaan.
Uit de KB kun je de muziek niet goed horen: wat er doordringt, stampend en monotoon, zijn de slagen op de grote trom en de bekkens, maar de melodieën die zich op die ondergrond aftekenen komen alleen in verwaaide flarden over. Wij kijken elkaar aan uit onze bedden, omdat we allemaal voelen dat dit hellemuziek is.
Er zijn maar weinig wijsjes, een stuk of twaalf, alle dagen dezelfde, ochtend en avond: marsen en volksliedjes die elke Duitser dierbaar zijn. Ze zijn in onze hersens gegrift, ze zijn het laatste dat we van het Lager zullen vergeten: ze zijn de stem van het Lager, de zintuiglijke uitdrukking van zijn geometrische waanzin, van de vaste wil van anderen om ons eerst als mensen te vernietigen en ons dan langzaam dood te maken.”

Uit: Primo Levi, Is dit een mens.Vertaald uit het Italiaans door Frida De Matteis-Vogels. Uitgeverij Meulenhoff, Amsterdam 1987

Over Primo Levi: https://en.wikipedia.org/wiki/Primo_Levi

 

 

Geen opmerkingen: