17-08-2021

De eerste alinea (115)

 

“Ik doofde de koplampen en stapte uit de auto. Dat is altijd een bijzonder moment: de koplampen verlichten alleen de duisternis, de nachtelijke geluiden hoor je niet. Met het openen van het portier ontvouwt zich een nieuwe wereld, zo is het ook wanneer je een duikmasker opzet en je hoofd onder water steekt. Het is koeler. De bergen zie je niet meteen, je ogen kunnen het zwart van de sterrenhemel nog niet onderscheiden van het zwart van het bergmassief. Een voor een verschijnen de bedeesde sterren. De maan tovert de toppen en de bergkammen tevoorschijn, en uiteindelijk is het massief van de Luberon te onderscheiden. Je ziet het niet echt, maar je wordt je gewaar dat het overal om je heen is, met geluiden die klinken als gefluister, met dichte begroeiing waar je niet doorheen kunt kijken, en de dieren die, vermoed je, naar buiten komen om te genieten van de koelte. Het is griezelig: de duisternis en de stilte kunnen niet verhullen wat er allemaal is, wat er spiedt, wat er loert, maar toch onzichtbaar blijft.”

Uit: Olivier Mak-Bouchard, Het lied van de mistral. Uit het Frans vertaald door Gertrud Maes. Uitgeverij Meulenhoff, Amsterdam 2021

 Over Olivier Mak-Bouchard 

https://www.allesoverboekenenschrijvers.nl/olivier-mak-bouchard-het-lied-van-de-mistral/



Geen opmerkingen: