“Wat jaren later is er ineens Marie Laurencin in het leven van Apollinaire – tussen de dichter en de schilderes ontstaat een hartstochtelijke verhouding. Douanier le Rousseau portretteert het stel in 1909 in het bekende ‘Le poète et sa muse’ (afbeelding boven). De relatie met Marie houdt vijf jaar stand. In 1912 trouwt ze met een jonge Duitse schilder met wie ze naar Spanje verhuist.
Twee jaar later denkt hij de ware liefde te vinden in Louise de Coligny-Châtillon, hij noemt haar Lou. Als hij voor het leger in Nîmes wordt ingekwartierd, reist zij hem achterna. Het zijn korte en hevige ontmoetingen, de laatste dateert van eind maart 1915. Maar het komt al gauw tot een breuk. Jeanne-Yves Blanc, een jonge dichteres, loopt er nog tussendoor, maar alleen in zijn correspondentie, zij steunt hem in de oorlogsdagen als hij in de buurt van Reims als wachtmeester is ingekwartierd, hij draagt aan haar een paar gedichten op. Dan ontmoet hij in de trein Madeleine Pagès. Het komt al snel tot een verloving. Ze bezoeken haar ouders in Oran, Algerije. Er zijn huwelijksplannen. Het gedicht ‘Les neuf portes de ton corps’ is aan haar opgedragen, er volgen er nog twintig. Maar het huwelijk gaat niet door.
December 1917 komt hij Jacqueline Kolb tegen (‘la jolie rousse’, de roodharige schoonheid) waarmee hij vijf maanden later, met Picasso en Vollard als getuigen, trouwt. Ze zal hem bijna vijftig jaar overleven. Tot aan haar dood in 1967 blijft Jacqueline in hun beider appartement in Parijs wonen, aan de Boulevard Saint-Germain 202, om daarna in Apollinaires graf op Père Lachaise te worden bijgezet.”
frb
Uit: Het perfecte licht. Beschouwingen, verhalen, gedichten. Uitgeverij Scorpio, Eckelrade 1999
Over Guillaume Apollinaire:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Guillaume_Apollinaire
Geen opmerkingen:
Een reactie posten