De zee wiegt haar boten, haar bijgeloof, haar maan
en de witte Victoriaanse klippen rusten,
de zuilen van de wereld staan
onwankelbaar
en ons hotelraam luistert naar het tij, de tijd:
het gutturale raspen van de kiezels
waar de zee op zuigt en die zij uitspuugt,
op zuigt en uitspuugt, is Nederlands;
en achter het donkerblauwe wandtapijt
dat voor Europa hangt
loert metrum.
'De zee, de zee!'
schreeuwden de tienduizend monden van Xenophon
tegen de Zwarte. 'We hebben dit allemaal overleefd
op een rantsoen van zoet water,
op een rantsoen van ezelsvlees en martelende zon.
We willen twee kutten per kerel, meteen.
Zijn wij soms geen mensen?'
Je kijkt naar mij, die ademhaal door een sigaret.
Maar zie je de schepen bewegen
op die onwerkelijke schilfers maan?
Zie je de laatste catamaran
voor zijn schuimstaart
naderen?
Natuurlijk kom ik nu naar bed;
natuurlijk word ik morgen wakker naast een vrouw
aan deze noordelijke zee,
o voorvaderen.
Uit: Benno Barnard: Mijn gedichtenschrift. Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam 2015
Over Benno Barnard: https://nl.wikipedia.org/wiki/Benno_Barnard
Geen opmerkingen:
Een reactie posten