De herhaling, als een rituele formule, speelt in het werk van Appie Drielsma een belangrijke rol. Op de synagogedeur van Meerssen haalt hij tot acht maal toe de naam van een omgekomen lid van de familie Zeligman, broers en zussen van moeders kant, naar voren. En al net zo bij de bronzen platen op het Herdenkingsplein te Maastricht waar een bezwerende tekst van Albert Schweitzer bij elke stap wordt herhaald: “Ik ben / leven / dat leven / wil / temidden / van leven / leven / dat leven wil.”
Appie Drielsma heeft zich Schweitzers woorden eigengemaakt. Hij prent ze ons in. Alle verwardheid die het leven brengt, al het zoeken en ontdekken, alle beproevingen en offers ten spijt, er is die slotregel van Lucebert, het duidelijk uitgesproken “mij” waarin de “ik”, de scheppende kunstenaar, tot leven komt.
Het werk van Drielsma brengt troost. En herkenning. Evenals de schrijver Elias Canetti aanvaardt hij geen dood: “Allen die gestorven zijn, zijn voor mij in rechte nog levend, niet omdat ze eisen aan mij stellen, niet omdat ik hen vrees, niet omdat ik zou kunnen denken dat iets van hen nog werkelijk leeft, maar omdat ze nooit hadden mogen sterven. Alle sterven tot dusver was een veelduizendvoudig gerechtelijke moord die ik niet kan legaliseren.”
Appie Drielsma, om met Canetti te spreken, luistert het heelal af naar laatste gedachten. Uit de adem van de wereld vormt hij zijn monumentale tekens in beeld en schrift.
frb
Foto boven: Herdenkingsmonument Den Haag 1940-1945, Appie Drielsma 1992
Over Appie Drielsma: https://nl.wikipedia.org/wiki/Appie_Drielsma
Geen opmerkingen:
Een reactie posten