“Tunda wilde naar Oekraïne, van Zjmerinka, waar hij gevangengenomen was, naar het Oostenrijkse grensstation Podwoloczyska en vandaar naar Wenen. Hij had geen bepaald plan, de weg die voor hem lag was onveilig en vol bochten. Hij wist dat hij er lang over zou doen. Hij nam zich maar één ding voor: niet in de buurt van de Witte noch van de Rode troepen komen en zich niet met de revolutie bemoeien. De Oostenrijks-Hongaarse monarchie was uiteengevallen. Hij had geen vaderland meer. Zijn vader was als kolonel gestorven, zijn moeder was allang dood. Zijn broer was dirigent in een middelgrote Duitse stad.
In Wenen wachtte zijn verloofde op hem, de dochter van potloodfabrikant Hartmann. Van haar wist de eerste luitenant niet meer dan dat ze mooi, schrander, rijk en blond was. Die vier eigenschappen hadden haar geschikt gemaakt om zijn verloofde te worden.
Toen hij aan het front was, stuurde ze hem brieven en leverpastei, soms ook een gedroogde bloem uit Heiligenkreuz. Hij schreef haar elke week op donkerblauw veldpostpapier met een bevochtigd inktpotlood korte brieven, beknopte situatieschetsen, mededelingen.
Sinds zijn vlucht uit het kamp had hij niets meer van haar gehoord. Dat ze hem trouw was en op hem wachtte, daar twijfelde hij niet aan.”
Joseph Roth, Vlucht zonder einde. Een verslag. Vertaald uit het Duits door Elly Schipper. Met een inleiding van Arnon Grunberg. Uitgeverij L.J. Veen, Amsterdam/Antwerpen 2022
Joseph Roth: https://nl.wikipedia.org/wiki/Joseph_Roth
Geen opmerkingen:
Een reactie posten