“In de zaal waar ik wakker werd stonden zesentwintig bedden, twee rijen van twaalf waren zo tegen de tegenover elkaar liggende muren aan geschoven dat er op het aldus ontstane middenpad nóg twee konden staan. Die twee bedden waren tot op anderhalve meter hoogte getralied. Toen ik wakker werd in de ziekenzaal, kon ik echter maar twee feiten constateren: dat ik in een bed bij het raam en onder een spierwit gewelf was neergelegd. Op dat gewelf, of in elk geval op het deel van het gewelf boven mij, was mijn blik gedurende de eerste uren na mijn bewusteloosheid gevestigd. Overal in de zaal kon ik de stemmen van oude mannen horen die ik niet kon zien, omdat ik te zwak was om zelfs maar mijn hoofd te bewegen.”
Uit: Thomas Bernhard, De adem. Uitgeverij Vleugels, Bleiswijk 2021.
Uit het Duits vertaald door Ria van Hengel.
Thomas Bernhard:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Thomas_Bernhard
Ria van Hengel:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Ria_van_Hengel
Geen opmerkingen:
Een reactie posten