02-11-2016

Over 'uitvaarten' gesproken


‘De cultuur van een volk herkent men aan het omgaan met de dood,’ zei Perikles zo’n 450 jaar vóór onze jaartelling. Vooral sinds de jaren zeventig is er een ‘commercie van het dodenrijk’ ontstaan. Ondernemingen nemen keurig en gladjes, en mèt onze toestemming, de dierbare doden van ons af. De gestorvene wordt van het ene op het andere moment een artikelnummer. De serviceverstrekking is standaard: snel, efficiënt, doordacht en hygiënisch; van hetzelfde laken een pak en altijd die eeuwige koffie na.
De dood is weggedrongen, aan het zicht onttrokken. De afgestorvenen draagt men over, overmand door wanhoop en verdriet, aan de anonimiteit van het uitvaartkantoor. Men betaalt voor het begeleiden van gevoelens, verdringt het onherroepelijke. Anderen maken uit wat het beste voor de dode (lees: voor de achtergeblevenen) is. Rituelen zijn weggevallen, grafretoriek is een hoge zeldzaamheid; men is al blij dat een van de kraaien ‘namens de familie’ een woord van dank zegt. Een begrip als rouwproces is begin jaren tachtig nog niet in het Groot Woordenboek der Nederlandse Taal opgenomen.

Maar tien jaar later begint er zich langzaam een kentering voor te doen, eerst nog alleen in het westen van het land, maar de overlijdensadvertenties in de regionale kranten laten zien hoe ook elders familie en vrienden de dode meer en meer persoonlijk begeleiden op zijn of haar laatste tocht, een enkele keer zelfs zo goed als geheel buiten de uitvaartonderneming om.’

Uit: Frans Budé, Het perfecte licht, Uitgeverij Scorpio, Eckelrade 1999

Toevoeging 2016: Sommige ondernemingen dringen zich via Ster-reclames aan de kijkers op, bang hun plek te verliezen binnen de uitvaartbranch. Dan krijgt men ongevraagd op het t.v.-scherm zoiets als hier op deze video.
Een kwestie van smaak. Zo kan ik nog altijd niet wennen aan de openingswoorden van deze commercial...



Geen opmerkingen: