18-12-2018

Het dierenbestaan (3)


Parijs 1902. Rainer Maria Rilke – op een zonnige herfstdag op weg naar de dierverblijven in de Jardin des Plantes – kijkt sinds kort met de ogen van Rodin naar de wereld die hem omringt. De meester-beeldhouwer had hem immers geleerd ‘wie ein Maler oder Bildhauer vor der Natur zu arbeiten, unerbittlich begreifend und nachbildend.’
En de dichter komt ogen tekort. Diezelfde zomer van dat panterjaar schrijft hij enthousiast aan zijn vrouw over een gipsafdruk van een tijger die Rodins atelier siert, zo sterk en gedetailleerd dat je er niet omheen komt of de gipsen tijger en de gekooide panter vloeien die dag in de Jardin des Plantes op Rilkes netvlies ineen. De beeldhouwer had nog snel een ‘autorisation d’artistes’ voor hem geregeld, waardoor hij al voor elf uur de dierentuin mocht betreden.
Een week later is er het gedicht:

Der Panther
Im Jardin des Plantes, Paris 

Sein Blick ist vom Vorübergehn der Stäbe
so müd geworden, daß er nichts mehr hält.
Ihm ist, als ob es tausend Stäbe gäbe
und hinter tausend Stäben keine Welt.

Der weiche Gang geschmeidig starker Schritte,
der sich im allerkleinsten Kreise dreht,
ist wie ein Tanz von Kraft um eine Mitte,
in der betaübt ein Großer Wille steht.

Nur manchmal schiebt der Vorhang der Pupille
sich lautlos auf –. Dann geht ein Bild hinein,
geht durch der Glieder angespannte Stille –
und hört im Herzen auf zu sein.

----------------
De panter
In de Jardin des Plantes, Parijs

Zijn blik is van het langsgaan van de stangen
zo moe geworden dat hij niets meer ziet.
Wel duizend stangen houden hem gevangen
en meer dan duizend stangen is er niet.

De zachtheid van zijn lenig sterke pas
die steeds de allerkleinste kring beschrijft,
is als een dans van kracht rondom een as
waarin een machtig willen is verstijfd.

Niet vaak meer trekt het scherm voor zijn pupillen
geluidloos op –. Dan gaat een beeld erdoor
naar binnen, glijdt door het van spanning stille
lijf naar zijn hart – en gaat teloor.

(vertaling Peter Verstegen)

De panter als afgezonderd dier, geïsoleerd, gekooid. Een gedicht met onverwacht perspectief, niet de blik van het dier gaat langs de tralies, maar de tralies schuiven langs zijn blik heen en weer. Het object, hier de panter, wordt zoals Rodin Rilke heeft voorgehouden ‘door haarscherpe observatie in zijn eigenlijke wezen doorgrond en zonder toedoen van een dichterlijk Ik uitgebeeld.'
In het gevangen dier zien wij vooral ook onszelf, onze eigen bewegingen, gevangen in welk stelsel dan ook. 

Uit: Frans Budé, Het perfecte licht. Uitgeverij Scorpio, Eckelrade 1999 

Afbeelding boven: 'Panthère couchée' van August Gaul (1869-1921), steen.



Geen opmerkingen: