"Als ik Spaanse vrienden vraag of de Tachtigjarige Oorlog nog iets betekent is het antwoord meestal nee. Als ik ze vertel dat er in Nederland meer moslims naar de moskee gaan dan christenen naar hun kerken roept dat geen verbazing op, ook in Spanje loopt het kerkbezoek terug en is de macht van de kerk afgebrokkeld. Andere goden zijn ervoor in de plaats gekomen, iPads, smartphones, kunstmatige intelligentie, het gezag van algoritmes. Dat is in Spanje niet anders dan bij ons. Of het zo is dat het eigenaardige, eigene, langzaam van ons wordt afgeslepen, letterlijk de eigen aard, dat is de vraag. Herkent een Spanjaard van nu zich nog in de monniken van Zubarán, in een portret van de mystica Teresa van Ávila? Of om het heel anders, en in het verleden, te stellen, waarom zie ik overeenkomsten tussen het geniale portret van de heilige Serapion door Zurbarán en de dertig jaar later door Jan Asselijn geschilderde bedreigde zwaan? Wit is de grondtoon in beide schilderijen, een wit dat de angstige maar ook woedende furie van de zwaan laat rijmen met de weergave na het lijden van de dode monnik. Rembrandt schilderde zijn zoon Titus als een vrome, contemplatieve monnik in het bruin van een franciscaner habijt. Zou dat portret in een Spaans klooster uit de toon gevallen zijn? Een heilige die volgens de legende met vogels sprak zou van zijn eigen ingetogen lach niet geschrokken zijn. En had de mulatto Brighella van Frans Hals uit 1627 niet moeten lachen om de penetrant wijsgerige blik van de komiek Sebastián de Morra? Hals had een ander karakter dan Velázquez, maar had wel met de Spaanse schilder gemeen dat hij de mensen die hij schilderde in hun ziel kon kijken."
Afbeeldingen boven: links Jan Asselijn, De bedreigde zwaan, ca. 1650. Rechts: Francisco de Zurbarán, De heilige Serapion, 1628
Beneden links: Rembrandt, Titus in monniksdracht, 1660. Rechts: Velázquez, De 'bufón' El Primo (Sebastián de Morra), 1644
Geen opmerkingen:
Een reactie posten