13-01-2020

De eerste alinea (92)



"Klokgelui, klokgebeier supra urbem, over de hele stad, in haar van klanken verzadigde hemel! Klokken, klokken, ze deinen en schommelen, golven en wiegen weids aan hun balken, in hun torens, met honderd stemmen, in een Babylonische verwarring. Zwaar en gezwind, dreunend en rinkelend, – daar wordt geen tijd gemeten, daar is geen harmonie, ze spreken tegelijkertijd en vallen alle elkaar in de rede, en ook zichzelf: de klepels galmen en laten het aangeslagen metaal niet uitgalmen, ze slaan hangend tegen de andere kant, in hun eigen galm, zodat wanneer nog 'In te Domini speravi' weerklinkt, ook al 'Beati, quorum tecta sunt peccata' galmt, maar daar tussenin klingelt het hoog van kleine torens, alsof de misdienaar het transsubstantiatieklokje luidt."

Thomas Mann, De uitverkorene. Vertaald uit het Duits door Tinke Davids. Uitgeverij de Arbeiderspers, Amsterdam-Antwerpen 1991


Geen opmerkingen: