30-01-2020
De eerste alinea (94)
"Dit is het verhaal. Een kleine jongen ging, met zijn oom en tante, voor een paar dagen naar waar de grote stad werd gebouwd. De reis was in geluk gedacht; verliep voor hem als in een droom. Ze vertrokken nog bij donker, de lucht scherp van onbekende geuren. Zijn vader en moeder brachten hem naar het vliegveld. Daar namen zijn oom en tante hem over, zoals afgesproken. Men lachte en groette over en weer, iedereen luisterde en praatte. Het vliegtuig was van de zaak, een speciale four-seater. Hij kreeg antwoord op al zijn vragen, zelfs de piloot praatte met hem. De vlucht zou iets meer dan twee uur duren. De jongen trilde van opwinding, blij lachend in zichzelf, vergenoegd, als een neerdwarrelend blad. Het leven kon soms stralen in een buitengewone waarheid. Zelfs het aangespen van zijn veiligheidsgordel werd een sterke streling, liefkozing en bescherming, en meteen een nieuw gevoel van verwachting; van het ongekende, van het méér. Gelijk een groeien en grenzen overschrijden – even zeker als ademhalen –, het gevoel van vlieden naar open ruimte. De jongen."
João Guimarães Rosa, De derde oever van de rivier. Vertaald uit het Portugees door August Willemsen en J.M. Meulenhoff bv. Uitgeverij Meulenhoff, Amsterdam 1977
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten