15-05-2020

Gedicht 'Moeders' van Luuk Gruwez



Moeders

Men herkent ze van ver en van vroeger: altijd in rep en roer,
altijd dat vertrouwde rumoer. Of wij het niet te koud hebben 
misschien, dat onze jas wat hoger moet geknoopt, dat wij 
die slechte vrienden beter kunnen mijden. Et cetera, 

et cetera. Zij zijn van overdosissen voorzichtigheid vervuld, 
van levenslang et cetera, stupide stuwingen in buik en boezem. 
Fluorescente details, eeuwenoud van eenvoud: spermavlekken die zij 
stil, met dromerige ogen uit de lakens van hun zonen wassen,

meisjes die zij halsoverkop uit de vrouwen moeten wissen
die zij tussentijds geworden zijn. Het kan in goede moeders
allemachtig sneeuwen, voornamelijk wanneer geen mens 
het al verwacht, begin november, zodra de doden victorie kraaien.

Zij geven kleuters sjaals en wollen wanten mee. Bananen. 
Iets dappers tegen tranen. En van hun eigen moeders die hun meer 
en meer ontglippen, worden zij de laatste moeders. Tot zij 
de handen wantrouwen die hen niet langer vasthouden kunnen.

November wordt het niet, november valt. Als avond. 
Lucht verplaatst zijn diepste rood in bladeren van beuk en eik.
En wegens alles wat zij niet meer kunnen houden, houdt hij op: 
hun wereld vol et cetera, et cetera en totterdood.


Luuk Gruwez, 'Moeders'. Uit: Garderobe. Een keuze uit al zijn gedichten. Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam-Antwerpen 2010


Geen opmerkingen: