Park 1950
Vaders hebben bomen gezet, zoveel vertrouwen in de hemel.
Bezig hoeden af te nemen, allemaal hetzelfde
hun kind naar voren. Kleine takken, kronkelsteeltjes.
‘Nee, niet op het gras, tot aan het hekje hadden wij gedacht.’
Daarachter nesten vol met zondagseieren.
‘Het kan wel vriezen,’ wordt erbij gezegd. Hoewel de vogels toch
al leggen, hun veren dansen echt. En onder een boom, hun tred
over de betonnen platen, schudden ze bloesem van zich af,
mag men praten, waar men niet meer hoeft te kijken,
lopen op z’n tenen, in de richting van het water
wachten gaan, of denken dit is kroos,
als men eindelijk begint te lopen
naar weer een andere plaats.
frb
Uit: De trein loopt prachtig binnen. Uitgeverij Meulenhoff,
Amsterdam 2003
Geen opmerkingen:
Een reactie posten