10-02-2021

De eerste alinea (110)

 

 

“Langzaam liep ze de heuvel af; niet over de brede straatweg die in bochten naar de stad in het dal leidde, maar over het smalle pad tussen de wijngaarden. Haar kleine jongen, die ze aan het handje hield, liep steeds een stapje vooruit, want om naast elkaar te lopen was er niet genoeg ruimte. De late namiddagzon scheen in haar gezicht en had nog zoveel kracht dat Berta zich genoodzaakt zag haar donkere strohoed een beetje dieper over haar voorhoofd te drukken en haar blik neer te slaan. De bergwand waar de kleine stad tegenaan lag, glinsterde als een gouden nevel, de daken in de diepte blonken, en de rivier die daar, buiten de stad, tussen de velden, tevoorschijn kwam, slingerde zich als een lichtstroom het land in. De lucht was volstrekt zonder beweging, de koelte van de avond leek nog ver.”

Uit: Arthur Schnitzler, De jonge weduwe. Vertaald uit het Duits door Jef Rademakers. Uitgeverij Borgerhoff & Lamberigts, Gent 2020

 Over Arthur Schnitzler: https://nl.wikipedia.org/wiki/Arthur_Schnitzler


 

Geen opmerkingen: