25-05-2022

Over Apollinaire (10)

 

 

"Er is aan het begin van de twintigste eeuw geen schilder van naam geweest waar Guillaume Apollinaire niet over geschreven heeft. In de pauzes van een theatervoorstelling, tijdens de talrijke vernissages of bij de wekelijkse bijeenkomsten die hij voor zijn vrienden in een Parijs’ etablissement organiseert – vaak in ‘Café de Flore’ aan de Boulevard St. Germain –  worden de nieuwe ontwikkelingen in de kunst besproken. Onder invloed van de relativiteitstheorie, in die dagen een gevierd onderwerp, spreekt men over ‘de vierde dimensie’: ‘ze is de ruimte zelf, de dimensie van het oneindige; ze geeft plasticiteit aan de dingen,’ schrijft Apollinaire. Proust, in Du côté de chez Swann, zegt bij het beschrijven van het kerkje van Combray, dat de vierde dimensie wordt ingenomen door de tijd. Heden, verleden en toekomst moeten door de moderne kunstenaar op een simultane manier kunnen worden weergegeven, een middel dat Apollinaire in Zone toepast, maar ook vaker hanteert als hij flarden van verschillende gesprekken noteert, in de ruimtes van een café of van een metrostation, en wel of niet met elkaar verbindt. Het gedicht ‘Lundi Rue Christine’ is zo’n voorbeeld. Vaak werden die gespreksflarden door hem uit de chaos opgepikt en meteen in een cahier genoteerd: ‘(...) Deze pannenkoeken waren verrukkelijk / De fontein stroomt / Zwart haar jurk zoals haar nagels / Dat is totaal onmogelijk / Alstublieft meneer // de ring van malachiet / De grond bestrooid met zaagsel / Het klopt dus allemaal (…).’
Ook in het gedicht ‘À travers Europe’ (Dwars door Europa), opgedragen aan Marc Chagall, bouwt Apollinaire dergelijke fragmenten in waardoor het gedicht iets collage-achtigs krijgt. Hij schrijft het na een bezoek aan het Parijse atelier van de schilder. Bekend is dat Chagall destijds zeer gespannen was om aan het kritische oog van ‘de vriendelijke Zeus’ zijn werk te tonen, Apollinaire was immers de promotor van Picasso en Braque en werd nu ineens met heel ander werk geconfronteerd. Maar de schrijver is onder de indruk, spreekt meteen van het ‘bovennatuurlijke’ in Chagalls werk, en bezingt zijn enthousiasme in een gedicht dat hij hem ‘s anderendaags laat bezorgen. Hij zorgt ervoor dat Marc Chagall bij Herwarth Walden, de fameuze avant-gardist van de Berlijnse galerie Der Sturm, kan exposeren. Het leidt tot een succesvolle eenmanstentoonstelling. Mede als dank daarvoor schildert Chagall in 1913 ‘Hommage à Apollinaire’, een van de hoogtepunten uit zijn oeuvre.”


 frb

Uit: Het perfecte licht. Beschouwingen, verhalen, gedichten. Uitgeverij Scorpio, Eckelrade 1999
Over Guillaume Apollinaire: https://nl.wikipedia.org/wiki/Guillaume_Apollinaire

Over Marc Chagall: https://nl.wikipedia.org/wiki/Marc_Chagall

Afb.: Marc Chagall, 'Hommage à Apollinaire, 1913, olieverf op doek; 200,4 x 189,5 cm. Van Abbemuseum Eindhoven.

Geen opmerkingen: