Vermoeidheid
Als wij, grote mensen, moe zijn
Van het praten met elkaar,
Als we moe zijn van het slapen
Met elkaar, het wandelen
En handeldrijven met elkaar,
Het tafelen en oorlog voeren
Met elkaar, als we zo moe zijn
Van elkaar, van het elkaren
Van elkaar, dan zetten we de kat
Op onze schouder, gaan de tuin in
En zoeken de kinderstemmen achter
De hoge hagen en in de boomhut.
En zwijgend leggen wij onze vermoeidheid
In het gras, en de jaren die zwaar
En donker sliepen in de zoom
Van onze jas ontbloten zich daarboven
In een jongenskasteel en dansen op
En neer in een vochtige meisjesmond.
Als wij, de grote mensen, moe zijn
Van het praten,
Van het praten,
Van het praten met elkaar,
Gaan wij de tuin in en verzwijgen ons
In de kat, in het gras, in het kind.
Uit: Leonard Nolens, Hart tegen hart. Gedichten 1975-1996. Uitgeverij Querido, Amsterdam 1998.
Leonard Nolens: https://nl.wikipedia.org/wiki/Leonard_Nolens
Geen opmerkingen:
Een reactie posten