Baas
In maart kocht ik een fraai kostuum
van Afrikaanse snit. In de winkel paste ik de jas
die paste en geloofde ik de broek. Thuisgekomen
hield ik de broek voor mijn been en zag
dat de broek te lang voor mij was
borg het pak licht teleurgesteld in de kast
en dacht voortaan iedere dag even aan de broek
die me niet past. Het werd april, zelfs mei.
Nog deed ik niets. Toen brak de dag aan
dat ik het pak uit de kast tevoorschijn haalde
dat ik de broek nu echt aantrok en zag dat het klopte
de broek was te lang. Ik zou hem moeten inkorten, maar hoe.
Een zomeravond, augustus, nauwelijks televisie
stelde ik de strijkplank voor de beeldbuis op
nam spelden uit de speldendoos
de kaart met plakzoomband
ging aan de slag met naald en draad en streek
de plooien glad, de broek op maat, voegde
de daad bij waaraan ik maanden dacht.
September. Een pak dat past
en dat ik nooit zal dragen.
Al is de broek niet meer te lang
de zoom is veel te dik en bobbelig geworden
en glimt waar ik hem te lang en te heet heb gestreken.
Niet glad.
Je ziet heel erg dat die jongen zijn broek
zelf even op maat dacht te maken.
Ik heb het leuke pak, weer maart, niet weggegooid.
Ik zin op een list. Iets met een schaar.
Uit: F. Starik, Staat. Uitgeverij Nieuw Amsterdam, Amsterdam 2015
Over Starik (1958-2018): https://nl.wikipedia.org/wiki/F._Starik
Geen opmerkingen:
Een reactie posten