Kuierend over de Algemene Begraafplaats aan de Tongerseweg in Maastricht lees ik de namen op de zerken. Sommige behoren tot families die ik vaag van vroeger kende. Ze hadden een winkel of een kantoor her en der in de stad. Of waren architect, zoals vader en zoon Boosten. Theo, de zoon, heeft een indrukwekkend vormgegeven bronzen sculptuur van Han van Wetering meegekregen. Of ze waren musicus, schrijver, beeldend kunstenaar. Ik probeer hen terug te roepen, een enkele keer heb ik hen persoonlijk net niet goed genoeg gekend, maar is het werk dat ze nalieten mij erg dierbaar geworden, zoals bij de componist Matty Niël (1918-1989) – ooit leerling van Anton Webern. Bij de door Marc Gast ontworpen grafsteen komen dichtregels van Thomas Merton bij me boven die Niël in 1954 op muziek zette. Ik hoor de basstem van Jo Erens:
Sweet brother
If I do not sleep
My eyes are flowers for your tomb.
And if I can not eat my bread
My fasts shall live like willows where you died.
Graven van oude meesters als Jonas, van Laar, Graafland, Goovaerts, Vos, Bellefroid, Frans Gast maar ook van een jongere generatie kunstenaars als Gilbert De Bontridder en Libert Ramaekers van wie beeldend werk van eigen hand op hun grafsteen is aangebracht. Marie Koenen ligt er begraven, Andrée Bonhomme, Matthias Kemp, Endepols van het woordenboek.
Duizenden zijn er sinds 1812 bijgezet, laag over laag. In hun huizen in de stad wonen nu anderen. Soms zijn ook de huizen verdwenen, maar dat is in een oude stad als Maastricht bijna ondenkbaar. Dan ligt er nog altijd die oude vloer, plakt er onder het behang misschien nog een strook van het streepjes- of bloemetjespatroon van toen. Er staan andere kasten, aan andere tafels zitten andere mensen – het leven gaat door.
Het blijft raar, maar het is waar, onterecht misschien, want van de afgestorvenen gaat het leven níet door. De tijd wist uiteindelijk alle sporen uit, totdat niemand meer een herinnering heeft en er schrijvers en wetenschappers nodig zijn om een werkelijkheid boven te halen die in feite geen werkelijkheid meer is. Het is een strijd tegen het vergeten geworden, daarmee een extra reden voor het bestaan.
frb
Uit: Het perfecte licht. Beschouwingen, verhalen, gedichten. Uitgeverij Scorpio, Eckelrade 1999
Geen opmerkingen:
Een reactie posten