De symbolische voorstelling van de dood is in onze dagen allang verdreven, al duikt er regelmatig een skelet op in een stripverhaal of tekenfilm. De cultuurfilosoof Philippe Ariès meent dat dit uitdrukking geeft aan het groeiend gevoel in onze cultuur ‘dat de dood niets is (...) en dat “het niet” zich niet laat voorstellen noch indenken.’
Toch is er een kentering. Fons Haagmans schildert in 1998 een stilleven, compleet met schedel, bot en brandende kaars. Het past in zijn manier van werken – hij sluit daarmee aan bij een traditie, het heeft ook iets van milde spot. Op een tweede schilderij uit dezelfde periode beeldt hij een dienblad af met daarop twee smakelijke glazen bier, Haagmans voert ze op als eigentijdse iconen, na het voorgaande schilderij passen ze onmiddellijk in de vanitas-symboliek. Het glas dat nu nog vol is, geeft de genoegens van het leven aan, maar ooit komt de bodem in zicht. Ook in ‘Mosselen’ zet hij de traditie voort, met een tussenstop bij Marcel Broodthaers natuurlijk, die met de dubbele betekenis van het Franse woord ‘moule’ (zowel mossel, als mal, in de betekenis van gietvorm; maar ook sukkel!) meteen de eeuwigheidswaarde van kunst ter discussie stelde.
Opvallend is dat ‘het niets van de dood’ vooral in de wereld van kunstfotografie (Jeff Wall) en videokunst (Bill Viola) ingang heeft gevonden. De ‘stills’ uit de filmtechniek, maar ook de toepassing van geluid, zijn uitermate geschikt om de verbeelding van de toeschouwer te leiden. In ‘Nantes-triptiek’ laat Viola leven (chaos) en dood (rust) als een continuüm zien. Het linker scherm toont een barende vrouw, in het middengedeelte zweeft een man in verschillende poses onder water, rechts is een oude vrouw, zeer integer gefilmd, op haar sterfbed.
Heeft Ariès wel helemaal gelijk dat ‘het niets’, als het om de dood gaat, zich niet laat voorstellen? Hoeveel hedendaagse componisten als Messiaen, Schönberg, Nono, Schnittke, Ligeti verkennen niet intens ‘het niets’? Of Galina Ustvolskaya. In 1995 hoorde ik in een Venetiaanse kerk het Schönberg Ensemble, onder leiding van Reinbert de Leeuw, haar Composities I, II en III uitvoeren. Als in een muzikaal visioen moet zij in het midden van de tweede compositie het meedogenloze gehamer hebben uitgeschreven in het ‘Dies Irae’ dat toen onder het marmer van de barokkerk bonkte, haast apocalyptisch. In gradaties van stilte en oerkracht, nauwkeurig door haar omschreven en door een paukenist op een door haar voorgeschreven houten kist uitgevoerd. Zo vol heb ik ‘het niets’ nog nooit beleefd.
frb
Uit: Het perfecte licht. Beschouwingen, verhalen, gedichten. Uitgeverij Scorpio, Eckelrade 1999
Afb.: Picasso, 'De dood (de graflegging)', 1901
Geen opmerkingen:
Een reactie posten