Man in het water
Op de oever staat een ontarmde vrouw
voor de satellietschotel van het theehuis
je stelt je voor hoe ze haar armen ophief
en ze met een worp de lucht in vlogen
de vrouw kijkt naar je met open mond
in het water reik je naar je beide armen
je trouwring verloor in de rozentuin
je polshorloge loopt altijd een uur voor
op de in het water gevallen boompartij
zie je vogelnesten en zwarte torretjes
een eend zwemt langzaam naar je toe
draait zijn snavel en je ziet zijn oog
waarin de vijver rond is en blauw
je benen drijven over de zwarte bodem
tussen drabbige vlokken modder
het water is koud en je jas dijt uit
en golft op de rimpels van je val
de eend kwaakt en zwenkt van je weg
de boomtakken wiegen op de spiegel
het wordt ochtend het licht trekt op
als de vrouw zich naar het water buigt
met haar open mond de vijver opdrinkt
je ligt in een kuil je handen in de grond
tilt je borst op en komt traag overeind
slurpend trek je je handen uit de modder
en plaatst ze boven haar beide oksels
de plek waar ooit haar armen waren
haar haar is kort haar borsten klein
het steen voelt warm haar nek is gaaf
en je voelt haar kracht je op te tillen
haar wil je uit de aarde te trekken
en hoog de lucht in te werpen
naar de wolken de planeten de zon
de melkweg en het sterrenstof
dwars door de klinkers van je naam
de omwegen die je maakte tenietdoen
voor de zomer dat je op aarde kwam
en een wind opstak die niet aanhield
en de bloesem tussen het koren landde.
Uit: Erik Lindner, Zog. Gedichten. Uitgeverij Van Oorschot, Amsterdam 2018
Over Erik Lindner: https://nl.wikipedia.org/wiki/Erik_Lindner
Geen opmerkingen:
Een reactie posten