“De volgende twee dagen liep alles zoals het moest lopen. De hele dag was het rennen van deur naar deur, van de ene afspraak naar de andere, gedag zeggen, handen schudden, praten, luisteren, vragen, eisen, en tegen de avond was de aktetas die hij onder zijn arm geklemd hield wonderlijk zwaar en bezorgde hem een pijnlijke schouder, werden Sjtamms passen korter, minder kordaat, langzamer en keerde hij naar zijn kamer terug om daar, nadat hij zijn dichtvallende ogen nog eenmaal over de rijen donkerblauwe behangrozen had laten gaan, alleen nog maar weg te zakken in een droomloze zwarte slaap. Op de derde avond lukte het hem om zich wat eerder vrij te maken. De minutenwijzer van de straatklok sprong op kwart voor elf toen Sjtamm bij de buitendeur van zijn woning aankwam. Hij klom de trappen op en draaide zo geruisloos als hij kon het yaleslot van de gangdeur open en dicht. Daarna liep hij door de donkere gang naar kamer 24 en bleef staan om naar de sleutel in zijn zak te zoeken. In het huis was het al donker en stil. Alleen ergens links, drie muren verderop, klonk het gelijkmatige gesnor van een primus. Toen Sjtamm de sleutel had gevonden, maakte hij het ijzeren hangslot open en duwde tegen de deur: op hetzelfde ogenblik ritselde er iets bij zijn vingers, een vage witte vlek die met een zachte plof op de grond viel. Sjtamm knipte het licht aan. Op de vloer bij de drempel lag een wit pakketje met een postwikkel eromheen dat blijkbaar uit de spleet van de deur was gevallen toen die openging. Sjtamm raapte het op en las het opschrift: ‘Aan de bewoner van kamer nr. 24’.
Een naam was er niet.”
Uit: Sigizmoend Krzjizjanovski, Autobiografie van een lijk en andere verhalen.
Vertaald uit het Russisch door Annelies de hertogh en Els de Roon Hertoge. Uitgeverij Vleugels, Bleiswijk, 2020 tweede druk
Over Krzjizjanovski: https://nl.wikipedia.org/wiki/Sigizmund_Krzizjanovski
Geen opmerkingen:
Een reactie posten