20-04-2024

Aldus de schrijver

 

 

“Een wolf met een nog stuiptrekkende kip in zijn bek, op weg naar zijn hol. Een haakbusschutter met de kop van een wolf in zijn schoot, op weg naar de real, de beloning die hem toekomt. Een schooljuf die op de bushalte uitstapt met haar kartonnen koffer en nog voor ze die heeft uitgepakt het dorp alweer verlaten wil, het zo snel mogelijk wil passeren – dat passeren zal vier jaar duren, vier jaar waarin ze doodgaat van de kou en de weerzin terwijl ze in het onlangs opgetrokken schoolgebouw wacht op een nieuwe bestemming. De auto van de dokter, maar hij komt te laat. Een backpacker. Een verdwaald mormoons echtpaar dat zich met een geborduurde zakdoek het zweet van het voorhoofd veegt. De twintig seminaristen uit de abdij van Santa María de Viaceli die in ganzenpas op weg zijn naar de dam om te zwemmen. Een Seat Ibiza. Julián op zijn tractor – hij is nog maar elf; zijn vader heeft een baksteen op de bestuurders stoel gelegd zodat hij door de voorruit kan kijken. Vicenta met haar wagen en José, die haar groet vanaf de kant van de weg – hé, zegt hij; hé, zegt zij; zo gaat dat elke dag, zonder dat José haar durft te vragen wat hij haar wil vragen. Een Portugese vrachtwagen met een Portugees kenteken. Een Portugese vrachtwagen met een kenteken van de Europese Unie. Drie kinderen verkleed als dinosaurus, madeliefje en gevangene op weg naar het carnaval van Novales – het madeliefje zal de prijs voor het beste kostuum krijgen. Een bus van busmaatschappij La Cantábrica. Een hond die zonder te kijken de weg oversteekt – volgend jaar wordt hij overreden door een Volkswagen. Een stoet muilezels. Een zomergast, elke zomer, elke vakantie steeds dezelfde zomergast; hij arriveert, opent het huis dat de hele winter afgesloten is geweest, zet de ligstoelen buiten en vouwt de lakens op die over de meubels lagen, maait het gazon, snoeit de bougainvilles, vult de bloembedden, gaat eventjes van de zon zitten genieten, en wanneer die ondergaat, is het al september en heeft hij net genoeg tijd om de ligstoelen op te bergen, de lakens over de meubels te draperen en het huis opnieuw af te sluiten; elk jaar belooft hij zichzelf dat hij op een dag voor altijd naar Toñanes verhuist en de baan die hij verafschuwt en het leven waarvan hij niet houdt vaarwel zal zeggen; elk jaar weer. Een boot van de kustbescherming, die langs de kliffen vaart, een Franse boekanier en een vissersboot. Een harde noordwestenwind op paaszaterdag. De auto van Jane Seymour, en daarachter de auto van de tolk van Jane Seymour, en daarachter de auto van haar grimeuse, die van haar assistent en die van haar kleedster – ze komen bij de kliffen van Bolao een scène uit The Tunnel filmen. Een jager getooid in een berenvel en een soort ceremonieel hoofddeksel, met een haas over zijn schouder. Een Franse toerist die vraagt naar de prehistorische grot Las Aguas zonder te weten dat die vrijwel onmiddellijk na de ontdekking ervan werd gesloten. Een karavaan zigeuners die door de bewoners van Oreña zijn verdreven met stokslagen en stenen. Sneller dan wie ook de auto van Francisco Gento, die de bocht verkeerd neemt, tegen de reling van de brug knalt en richting de rivier vliegt. Er is niets aan de hand, wonder boven wonder overleeft hij het ongeluk: de zondag erop speelt hij in het Bernabéu-stadion en geeft een assist.
Zo onbetekenend is Toñanes dus: zelfs een frontale botsing met 110 kilometer per uur kan degenen die het dorp passeren niet tegenhouden.”

Uit: Juan Gómez Bárcena, Het dorp van de herinneringen. Vertaald uit het Spaans door Nadia Ramer. Uitgeverij Wereldbibliotheek, Amsterdam 2023
 

Juan Gómez Bárcena: https://en.wikipedia.org/wiki/Juan_Gómez_Bárcena

Nadia Ramer: https://www.nadiaramer.nl/

Geen opmerkingen: