Perceel
Zoemen naakte bijen in een hoge vlucht over
het zomerbos. En wat als zij samenvloeien in een dans,
in een veraf zingen tussen varens en bladeren,
de maan verzegeld, zij hun zin verstaan? Het licht
dat valt, goudachtig brandt achter mijn borstbeen,
straks in bergen splinters door de ochtend drijft.
Zal vullen bospercelen, bedelven de natte vogel
op zijn nest, sissend op een dag tegen de hemel.
Verlangen naar een wenteling, het vroege zomerlicht,
blauwte van een rookschijn, de verre warmte van.
frb
Eerder verschenen in De trein loopt prachtig binnen,
Uitgeverij Meulenhoff, Amsterdam 2003
Geen opmerkingen:
Een reactie posten