Ik zag hoe de bomen jou nakeken. Je had ze ’s middags
uitgeschilderd, hun kronkelhout houvast zoekend
in de aarden helling, de boomwortels vechtend met
zichzelf om in leven te blijven. Je zag het tafereel,
de smart erin, herkende de pijn in stronk en schors.
De bomen hebben het schot gehoord, toen jij
in het veld een revolver op jezelf richtte. Het schot,
het schot, het schot, alsof iets hen achterna kwam,
echode door het dorp. Zwaargewond kwam je aan
in je pension. De bomen zagen af van het opgaan in
elkaars schaduw, strekten hun wortels uit in de aarde,
dezelfde waar jij voorbij het korenveld begraven werd.
frb
Geen opmerkingen:
Een reactie posten