10-10-2020

Aldus de schrijver (85)

 

 

“Was het mijn vader die daar riep, mijn moeder met verstikte stem, misschien de leraar jaren geleden, toen ik mijn tas vergat, mijn fiets, mijn laatste boterham? Ik had tegen de voet van de schoolbank mijn potlood liggen, ongrijpbaar, was onder de kastanjebomen op de speelplaats die ene knikker vergeten, de zware stuiter die altijd glom, het meest nog als ik wegdroomde, zwevend boven de daken van de stad. Tussen oude nokbalken en spanten door keek ik dan over vlieringen heen bij zolders naar binnen; achter trappen en tralievensters ontwaarde ik portalen, het fijnste deurbeslag, dorpels en lateien die naar zijkamers voerden, vreemde optrekken met steeds een andere bloemengeur op het behang; bovenvertrekken waar de gordijnen mee verschoven met de uren van de dag, de kussens hoog op het bed. En waskeukens beneden waar onder de welving van het stucplafond de tijd leek ingedommeld boven de dampende ketels op het vuur.”

 frb

Uit: Het perfecte licht. Beschouwingen, verhalen, gedichten. Uitgeverij Scorpio, Eckelrade 1999



Geen opmerkingen: