05-12-2020

Aldus de schrijver (89)


"Aan weerskanten van de vallei glipten beekjes uit de heuvelravijnen en stortten zich op de bedding van de Salinas. Tijdens de winters van natte jaren stroomden de beekjes overvloedig van het smeltwater en lieten ze de rivier soms zwellen tot ze raasde en kolkte, boordevol, en dan bleef er niets heel. De rivier rukte de randen van de landbouwgrond af en spoelde hele akkers weg; ze kieperde schuren en huizen om zodat ze deinend wegdreven. Ze verstrikte koeien en varkens en schapen en verdronk ze in haar modderige bruine water en voerde ze naar de zee. Dan, als de late lente kwam, trok de rivier zich terug van haar randen en verschenen de zandbanken. En 's zomers stroomde de rivier helemaal niet bovengronds. Er bleven alleen wat poelen over achter in de diepe kolkgaten onder een hoge oever. De biezen en grassen begonnen weer te groeien, en wilgen rechtten zich met de brokstukken van de overstromingen in hun bovenste takken."



Uit: John Steinbeck, Ten oosten van Eden. Vertaald uit het Engels door Peter Bergsma. Uitgeverij Van Oorschot, Amsterdam 2020


Over John Steinbeck: https://nl.wikipedia.org/wiki/John_Steinbeck




Geen opmerkingen: