“In Stavelot dient zich met de eerste verliefdheid van de jonge Apollinaire tegelijk het ontluikende dichterschap aan. De achttienjarige Maria Dubois verschijnt in zijn leven, haar ouders baten naast de kerk, op nummer 12 café ‘Les Brasseurs’ uit. Ook bij ‘Cercle la Fougère’, de plaatselijke toneelclub die een zaaltje huurt in Pension Constant, is ze regelmatig te zien. Voor haar schrijft hij zijn eerste gedichten. Het wordt een korte liaison, die in Apollinaires poëzie aanwezig blijft, zoals in het gedicht ‘Mareye’, Waals voor Maria (‘Mareye était très douce étourdie et charmante / Mois je l’aimais d’amour m’aimait-elle, qui sait?’) dat men later in zijn nalatenschap zal aantreffen. De toon van de ‘mal-aimé’, de onbeminde, die door Apollinaires gedichten loopt, is daarmee in Stavelot gezet. In de bundel ‘Le guetteur mélancolique’ (de weemoedige wachter) heeft hij de reeks ‘Stavelot’ uit 1899 opgenomen waarin Maria Dubois als ‘Mareï’ voorkomt. In de bundels ‘Alcools’ (1913) en ‘Calligrammes’ (1918) waarmee Apollinaire naam maakt, wordt op verschillende plaatsen niet altijd even expliciet naar de Belgische Ardennen verwezen, maar is de streek desondanks sterk aanwezig in de sfeer van het landschap. ‘Myrilles’ (zwarte bosbessen), ‘la triste bruyère’ (de droevige heide) en ‘la naissance triste de l’eau’ (de treurige geboorte van water) hebben hun sporen nagelaten. ‘Tant de tristesses plénières’ (wat een totale triestheid) roept hij uit in ‘Fagnes de Wallonie’ (Venen van Wallonië).”
frb
Uit: Het perfecte licht. Beschouwingen, verhalen, gedichten. Uitgeverij Scorpio, Eckelrade 1999
Over Guillaume Apollinaire:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Guillaume_Apollinaire
Geen opmerkingen:
Een reactie posten