“De twee zeugen lagen lang en zwaar elk in hun eigen hok. Grijs van de opgedroogde modder. Hun hokken werden van elkaar gescheiden door een stevig hek en bevonden zich naast de schuur. Een met uitwerpselen besmeurde deuropening verbond deze hokken in de buitenlucht met de eigenlijke varkensstal.
De zon brandde in het hok en de zeugen knorden zachtjes, lagen languit op de omgewroete grond. Het geknor leek te getuigen van een diepe rust, en van eenzaamheid. Maar ze waren helemaal niet eenzaam, het geluid dat ze maakten zette je op het verkeerde been.
Ze waren moeder.”
Uit: Tarjei Vesaas, De Kim. Vertaald uit het Noors door Marin Mars. Uitgeverij Oevers, Zaandam 2022
Over Tarjei Vesaas:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Tarjei_Vesaas
Over Marin Mars:
https://www.uitgeverijoevers.nl/vertalers/marin-mars/
Geen opmerkingen:
Een reactie posten