13-01-2024

Cees Nooteboom, 'Monniksoog'



1

 

Een moeizame god op de rand van mijn bed,
zes engelen met vermoeide vleugels,
windkracht 10 en tegen de wind in gevlogen
over het wad, storm op zee.

In de nacht zie ik de lichten van de overkant,
kijk naar de engelen die mij lijken te kennen,
mijn deken willen lenen
en eigenlijk ook het bed
waarin ik toch niet kon slapen.

De god lijkt op de kapitein van de veerboot,
de konijnen die ik in het donker zag lopen
waren bang voor de jager, de vuurtoren
viel met zijn licht door de kamer,

maar verder was alles in orde.


2

Op het duinpad kwam ik mijn moeder tegen,
maar zij zag mij niet. Zij praatte tegen een andere
dame, en ik hoorde haar zeggen, iedereen
vindt mij hier aardig.

Dat zij echt was wist ik door het geluid
van het schelpengruis onder haar voeten.
Daarna zag ik ook mijn broer en mijn halfbroer
onderweg met hetzelfde verleden als het mijne,

chaos en onrust. De Noordzee
had wilde koppen,
het strand was verlaten. Mijn broers
waren doorzichtig.
Ik zag het pad door ze heen.
Nu zou ik een schat willen vinden,
een aangespoelde walvistand, of goud,

waardoor alles weer goed kwam.


3

Niet in ieders leven speelt een vuurtoren een rol,
maar wel in het mijne. Vandaag op dit andere eiland
naar de toren gelopen, regen, geschreeuw
van meeuwen. ’s Nachts mocht ik bij de wachter zitten,

die deed of hij nog bestond. Hij schreef het op,
een schip om de Noord, de windkracht. En ik zag
in het duister een licht tegen de golven, en dichterbij
wat hij schreef in een handschrift van vroeger.

Allang dood, hij. Alle zeeën bevaren,
alle havens gezien,
Archangel, Valparaíso, het gedicht van de scheepsarts.
Vier op, vier af, een nacht op de toren,
brik om de Noord,
stilte, roken, schrijven, stilte, het licht over het duin,

de toren nu zonder een mens.


Uit: Cees Nooteboom, Monniksoog. Uitgeverij Karaat, Amsterdam 2016

Over Cees Nooteboom:

https://nl.wikipedia.org/wiki/Cees_Nooteboom

 


Geen opmerkingen: