“De trein naderde South Kensington en David stond op om uit te stappen. Hij zag Emma voor zich en het gemis trof hem als een onverwachte dreun. Het was raar, hij had haar ’s ochtends nog gezien en zou haar over een paar uur weer zien. Hij was gewend om een dag of wat van huis te zijn. Zijn werk bracht met zich mee dat hij veel op reis was en hij was meerdere malen per jaar in Londen. Toen hij zich aankleedde, sliep ze nog. Als ze de kans kreeg, kon Emma eindeloos lang slapen. De jaren met een dochter in huis waren een onnatuurlijke onderbreking van haar oude gewoonte om tot ver in de morgen te slapen en zodra Zoë oud genoeg was om zelfstandig op te staan, had ze die gewoonte hervat.
David had even bij haar voeteneind gestaan om naar de slapende Emma te kijken, haar warme gezicht in een waaier van warrig haar. Haar wenkbrauwen en oogleden trilden een beetje alsof er iets dreigde of haar tegenstond. Ze beweerde altijd dat ze zich haar dromen niet herinnerde. Hij wilde haar kussen, maar onderdrukte die aandrang, wel wetend dat ze op dat moment van de dag onontvankelijk zou blijken voor zijn aanval van sentimentaliteit. Nu hij in de dicht opeengepakte ondergrondse zat, was ze opeens heel ver weg. Ze was de laatste tijd in zo’n periode die bij hem zijn oude angst deed oplaaien dat ze van hem weggleed.”
Uit: Jens Christian Grøndahl, Dat weet je niet. Vertaald uit het Deens door Annelies van Hees. Uitgeverij Meulenhoff, Amsterdam 2010
Jens Christian Grøndahl: https://nl.wikipedia.org/wiki/Jens_Christian_Grøndahl
Annelies van Hees: http://nl.schwob-books.eu/translator/49/annelies-van-hees
Geen opmerkingen:
Een reactie posten